Ik werk sinds jaar en dag thuis op een laptop die ik ooit in de uitverkoop kocht bij een landelijke winkelketen. De zaak sloot amper een week later noodgedwongen haar deuren. Op mijn werk lachen ze me ermee uit. Bijna iedereen heeft daar zo’n hippe MacBook en binnenkort worden er de laatste, nog werkende PC’s op de financiële administratie vervangen door iMac’s.
Op mijn werk gaat “Niek van ICT” over de ICT. Thuis doet mijn vader dat. Het is maar goed dat die taken en verantwoordelijkheden gescheiden zijn. Bij mijn housewarming, twee jaar terug, kwamen beiden met elkaar in gesprek. Misschien was het de drank, maar ietwat overmoedig ontaarde het gesprek tussen hen beiden vrijwel onmiddellijk in een hooggestemde klaagzang van mijn vader over de “Design-nazi’s uit Cupertino”. Thuis was het aan tafel traditioneel strikt don’t mention the war. Behalve als het over de oorlog zelf ging. Dan werd iedere demagogische referentie aan de oorlog afgestraft met een extra vaatwasbeurt of de kliko maandagochtend vroeg.
Maar dat gesprek tussen mijn vader en “Niek van ICT”, meer nog, mijn vaders stellige monoloog, liep ietwat sleets langs zorgvuldig gebaande paden hoog op. Mijn vader is overwegend de redelijkheid zelve, maar een Apple logo werkt bij hem als een rode lap op een stier. Alsof Steve Jobs hem in zijn jeugd persoonlijk na schooltijd opwachtte voor een pak slaag. Nogal onredelijk allemaal, maar bij ons in huis draaide alleen Windows! En dan het liefst zelfgebouwd, want die “bloatware” die af-fabriek op laptops en desktops wordt gezet, was misschien nog wel erger dan de iOS uit Cupertino. “NSB-zut” of “De vloek van de weduwe Rost”, “weg ermee, format c:”.
Anyway, ook ik heb Jobs altijd een beetje een vreemde snuiter gevonden en verbaasde me aanvankelijk vooral over waar al die hippe leeftijdsgenoten het geld voor zo’n mega-coole MacBook vandaan haalden. Ik zag ze nooit bij de AH achter de kassa of in de spoelkeuken van het eetcafé om de hoek. Daarna restte voornamelijk de verbazing toen ook de meest doorsnee types in mijn omgeving opeens “om waren”. Dat heeft die andere Steve (die met die khaki chino’s en dat overgewicht) niet bepaald kunnen voorkomen. Telkens als mijn vader Steve J. met Heinrich H. vergeleek (… die met z’n verwerpelijke superioriteitsprincipes en mind you, het was de Wehrmacht en niet de SS die…), kon ik niet nalaten hem fijntjes op de Jozeph G. uit Redmond te wijzen, die feitelijk meer op Hermann G. lijkt, maar dat voert voor nu te ver en we hadden het thuis ook vaak niet over de oorlog…
Maar wat is het geval? Ik heb afgelopen weekend samen met mijn vader voor het eerst zelf een computer gebouwd. Hij bestelde de desbetreffende onderdelen die mondjesmaat bij mij thuis (voornamelijk bij mijn buurvouw) werden afgeleverd. Toen eenmaal alles in huis was, zijn we aan de slag gegaan en dat viel niet eens echt tegen. Je vraagt je achteraf eigenlijk af, waarom niet iedereen het zo doet. Je begint met het uitzoeken van een mooie strakke en geluidsdichte doos waar het spul allemaal in past en daarna knutsel je samen op een zaterdagmiddag het ding in elkaar, net als vroeger met Lego. Dat mjn nieuwe doos het pas op zondagmiddag deed, lag aan de reset-button. Vraag me niet wat er daarbij misging, maar mijn vader wist het euvel uiteindelijk op te lossen; voorlopig moet ik voor een reset op de knieën. Maar mijn nieuwe doos is onhoorbaar stil! Het enige bewijs dat hij het überhaupt doet, is het stukje dat ik nu schrijf. Megasnel is hij ook en de volgende keer gaat mijn vader overklokken. Ik ben benieuwd, ik beloofde voor hem te koken!